De reis van Petrus Jozef Triest naar Rome
Aan de hand van zijn dagboek brengen we hier een reconstructie van de reis naar Rome die Vader Triest ondernam om er zijn regel voor de Zusters van Liefde ter goedkeuring voor te leggen aan de paus.
Vertrek
Op maandag 19 februari 1816, dus exact 206 jaar geleden vertrok Pieter-Jozef Triest, samen met zijn confrater E.H. Charles Nerinckx die hij al sinds zijn studietijd kende, naar Rome. Beiden hadden de bedoeling om de door hen gestichte congregatie door de paus te laten goedkeuren. E.H. Nerinckx had een congregatie gesticht in Amerika met de benaming “Zusters van Loreto aan de voet van het kruis”.
Het is de bedoeling om enkele van de etappes van deze reis te belichten. De reis duurde zo maar eventjes 105 dagen. Wij zullen ons dan ook moeten beperken. Bovendien heeft Triest vrijwel niets geschreven over deze reis.
Wij baseren ons op zijn “agenda” die ingeschreven was in de liturgische kalender van het bisdom Gent voor het jaar 1816. We kennen dus de etappes van deze reis, maar wat Triest beleefde en hoe deze reis verliep laat zich vooral raden.
Triest vertrok op die maandag 19 februari vanop de “Place d’Armes” in Gent. Dit is de huidige Kouter. Hij vertrok per postkoets/diligence. De postkoets was een koets door paarden voortgetrokken. Er konden een 6 à 8 tal passagiers meerijden. De wegen waren verhard en mede dank zij Napoleon die er zijn legers over liet trekken, waren deze wegen althans volgens Triest’s tochtgenoot E.H. Nerinckx in vrij goede staat.
Comfortabel naar onze normen was het dus zeker niet. De reizigers kwamen er vaak geradbraakt uit. Ook waren de “relais” (herberg/hotel) geen 5 sterren hotels!
Vaak was het er vuil en was het eten ook niet altijd een ster waard en voor iedere dienst moesten er fooien gegeven worden.
Toch schrok Vader Triest er blijkbaar niet voor terug om te reizen. Tijdens zijn mandaat te Ronse ging hij op bedevaart naar Kevelaar in Duitsland (134km) en in 1806 ging hij naar Parijs (om de goedkeuring van Napoleon te bekomen voor zijn jonge congregatie)
De eerste etappe was dus Brussel. We weten niet waar hij logeerde. Wellicht was het bij familie, want Triest was afkomstig van Brussel.
Parijs
P.J. Triest en zijn vriend Nerinckx komen aan te Parijs en nemen hun intrek in hôtel du Lion in de “rue de la Jussienne”. Deze straat heette oorspronkelijk: rue de Sainte Marie l’Egyptienne.
We weten dat Triest een bezoek bracht aan het befaamde hospitaal La Salpétrière. Wellicht had Triest dit hospitaal al bezocht in 1806 bij zijn eerste verblijf in Parijs.
Dit hospitaal was onder meer gericht op de zorg van psychiatrische patiënten. De arts Pinel ontwikkelde samen met Jean-Baptiste Pussin wat hij “un traitement moral” (een psychologische benadering) noemde. De behandeling startte met een nauwkeurige observatie van de patiënt. Deze arts toonde zich uitermate welwillend ten opzichte van de patiënten. Samen met Pussin bevrijdde hij de patiënten van hun kettingen.
Het is vanzelfsprekend dat Vader Triest uitermate geïnteresseerd was in de behandeling van geesteszieken. In zijn jeugd had hij van nabij kennisgemaakt met de unieke verzorging van deze patiënten zoals die al eeuwenlang in Geel bestond.
Het hospice te Gent voor vrouwelijke psychiatrische patiënten werd door een privé persoon, een zekere Coolens ‘uitgebaat’. Triest was er verschillende keren op bezoek geweest waarschijnlijk in het kader van zijn functie als bestuurder van de burgerlijke godshuizen te Gent. Hij kon zich moeilijk verzoenen met de verschrikkelijke toestanden die er heersten. Als lid van de commissie voor de Godshuizen stelde hij op 16 januari 1808 voor om deze instelling te laten bedienen door de Zusters van Liefde. De zusters werden er al vanaf 4 april 1808 naartoe gezonden.
Bij hun eerste kennismaking met deze “zottinnen” werden de zusters echt van hun stuk gebracht. Zij waren meer dan angstig bij het zien van deze patiënten en de toestand van de cellen waarin deze waren ondergebracht: “zij leken veeleer voor paarden bestemd dan voor menselijke wezens”.
De vroegere intendant die nochtans beloofd had om de volgende dag te komen, om te tonen hoe zij de vrouwen op de binnenkoer moesten laten, daagde niet meer op. Met de schrik in het hart probeerden de zusters schoon te maken, beddengoed te verversen en te wassen, de haren te knippen en luizenvrij te maken… de grote schoonmaak verbeterde de situatie een beetje. Het huis werd “St. Jozefshuis “ genoemd.
Vader Triest bezocht vaak de nieuwe stichting, gaf er wekelijks een geestelijke conferentie en probeerde geleidelijk aan de materiële toestand te verbeteren en het leven – zowel voor de zusters als voor de patiënten – enigszins leefbaar te maken.
Dat Triest een echte bezorgdheid had voor de geesteszieken is duidelijk als we weten dat 10 jaar na de stichting van het St. Jozefshuis ook de Broeders van Liefde werden gezonden naar het Geraerd de Duivelsteen waar de mannelijke geesteszieken geketend in de kelders verbleven.
Het is pas in 1828 dat dr. Guislain aangesteld werd als arts voor deze instelling.
Het is dus zeer natuurlijk dat Vader Triest van zijn verblijf te Parijs gebruik maakte om La Salpétrière te bezoeken. Hij was er trouwens ook al in 1806 op bezoek geweest.
Dr. PhilipPinel
IN DE OMGEVING VAN LYON
In het agenda van Vader Triest vinden we de aantekening: l’Arbesle bezoek aan een ‘fabriek’ van Mousseline. Arbesle ligt op een 20 tal km van Tarare vanwaar de reizigers vertrokken en van Lyon waar ze later overnachtten en ook de stad bezochten.
Het is zeer verbazend dat de beide heren zich interesseerden voor een weefsel “mousseline” genaamd. Nog meer verrassend is het feit dat Triest dit bezoek in zijn “agenda” vermeldt. De aantekeningen omtrent bezienswaardigheden e.d. komen slechts heel zelden voor. Zelfs voor belangrijke steden zoals Lyon, Turijn, Milaan enz. is er alleen de vermelding dat hij er geslapen heeft…
Of waren de heren geïnteresseerd in het productieproces? De wevers werkten vooral thuis, de benaming “fabrique” is eerder misleidend. We weten dat ook in Gent er heel veel wevers werkzaam waren. Dit gebeurde veelal ten huize. Als lid van de Commissie voor Openbare onderstand zal Triest ook wel te maken gehad hebben met de armoede en de toestanden van de beginnende industrialisering in het Gentse.
We durven zeker niet te veronderstellen dat beide heren ook interesse hadden in stoffen zoals de befaamde mousseline jurk van koningin Marie-Antoinette… maar dat was voor de Franse Revolutie; de mousseline industrie kreeg tijdens de Franse revolutie een fameuze knauw.
Zondag 3 maart was blijkbaar een rustdag. Triest en Nerinckx bleven dus de hele dag in Lyon, de laatste grote Franse stad op hun tocht naar Italië. Deze stad bevindt zich aan de samenvloeiing van de Rhône en de Saône.
OVER DE ALPEN
Van Modane naar Lanslebourg, bergpas Mont Cénis en Susa.
Het was begin maart, de hele omgeving lag dus onder een dikke laag sneeuw.
P.J. Triest vermeldt in zijn kalender: “Modane : hier ben in op de slede gevoert (sic) door de sneeuw”.
De bergpas zelf ligt op 2085m hoogte.
Het dorpje Modane ligt op 1062m en Lanslebourg op ongeveer 1380m.
De bergpas spreekt tot de verbeelding omdat het meestal aangenomen wordt dat Hannibal deze bergpas overstak met zijn olifanten in 218. Tegenwoordig denkt men dat het eerder de col de la Traversette was.
Vóór de periode van Napoleon was de col du Mont Cénis een hachelijke onderneming en werden de reizigers/pelgrims over de bergpas gedragen.
Al in de 9de eeuw werd een “hospice” gebouwd om de reizigers onderdak te geven.
Op zijn terugweg heeft Vader Triest waarschijnlijk overnacht in dit hospice.
Terwijl dit vroeger een eerder bescheiden gebouw was waar monniken de reizigers gastvrij ontvingen, werd dit gebouw en de wegen die er naartoe leidden volledig herbouwd door Napoleon. Voor Napoleon was deze bergpas van strategisch belang. Hij bouwde er dus een kazerne, een priorij, een kerk en er was mogelijkheid om 300 paarden te stallen!
De wegen die vanuit Modane (Frankrijk) over de bergpas naar Susa (Italië) liepen werden enorm verbeterd. Vooral langs Italiaanse kant waren de vroegere paden enorm steil en werd de oorspronkelijke baan vervangen door een aantal lussen die maakten dat de helling “slechts” gemiddeld 7% was.
De weg liep langs een natuurlijk meer. Op die plaats werd in 1968 een stuwdam gebouwd. Als gevolg hiervan werd het oorspronkelijke meer en ook het “hospice” volledig overstroomd.
Voor het vlotte verkeer van Frankrijk naar Italië wordt momenteel een tunnel gebruikt. De bergpas als dusdanig wordt nog gebruikt tijdens de zomermaanden. (tussen mei en oktober). Buiten deze maanden is de pas gesloten.
Voor Vader Triest en zijn reisgezel, moet het dus een hele ervaring geweest zijn.
We vinden hooguit een tiental opmerkingen in Triest’s reiskalender voor de hele reis die 105 dagen duurde! Hiervan zijn er drie die betrekking hebben op deze bergpas. Op zijn terugreis noteert hij “précipice affreux”. (vreselijke afgrond!)
Voor iemand die slechts de Brusselse hellingen en die van de Vlaamse Ardennen kende, moet dit een echt avontuur geweest zijn.
Hij noteert 9 maart “aankomst in hospice du Mont Cénis” en verder : “het oversteken van de bergpas op 2063m in minder dan 5 uur.” Ook dit staat in het reisagenda van Triest. Blijkbaar was dit een uitstekende tijd!
Na die 5 uur – we weten niet wanneer het gezelschap vertrok – is er overnachting in Susa. Dit is al op Italiaans grondgebied.
Aankomst en bezoek aan Milaan
Milaan ligt in de Po vlakte. We zijn intussen bijna half maart en de winter zal dus wel enigszins geweken zijn in deze stad. .
Het agenda van Vader Triest vermeldt een bezoek aan de stad.
Hij vermeldt niet een bezoek aan de dom van Milaan – zowat de voornaamste bezienswaardigheid. Als dan de dom als dusdanig al niet getuigt van een ongemene pracht, dan is het ook zeker te vermelden dat zich in deze kerk het beroemde “Laatste avondmaal” van Leonardo da Vinci bevindt.
Een kopie van dit fresco bevindt zich in de abdij van Tongerlo. Het is dus mogelijk om dit meesterwerk (of althans een zeer getrouwe kopie) te gaan bezichtigen.
Triest vermeldt dat zij de relieken van de h. Carolus Borromeus vereerd hebben en ook een bezoek brachten aan het geboortehuis van deze heilige kardinaal in Arona.
Carolus Borromeus werd geboren in 1638 en stierf in 1684 als bisschop van Milaan. Hij is vooral bekend om zijn tussenkomst, om het concilie van Trente dat al 10 jaar stil lag, opnieuw te doen samenkomen en vooral ook om zijn onvermoeibare ijver en talloze initiatieven om de conciliebesluiten ingang te doen vinden en zo een vernieuwing van de katholieke kerk te bewerkstelligen.
Carolus Borromeüs stichtte een seminarie voor priesters en was zodoende de grondlegger voor de “moderne” opleiding van priesters.
Daarnaast stichtte hij weeshuizen, hospitalen en liefdadigheidsinstellingen.
Bij het uitbreken van een hongersnood stak hij zichzelf in de schulden (hij was nochtans niet onbemiddeld) om voedsel te kunnen uitdelen. Hij won alle harten tijdens de pestepidemie in Milaan. Hij verplichtte elke priester, monnik en non om te blijven en de pestlijders te verzorgen. Zelf gaf hij het voorbeeld.
Uitgeput stierf hij op 43 jarige leeftijd.
Bedevaart naar Loreto
We zouden verwachten dat vanuit Milaan de reis rechtstreeks naar Rome zou gaan. Niets is minder waar. Een behoorlijke omweg werd genomen om naar het heiligdom van O.L. Vrouw van Loreto te reizen, niet ver van de Adriatische kust.
Het is zelfs zo dat onze reizigers op de terugweg opnieuw de omweg via Loreto namen.
Vanwaar deze interesse? We weten dat Triest voor ieder van de toen bestaande kloosters een afbeelding van O.L. Vrouw van Loreto meenam, met de inscriptie (in het latijn) dat hij in Loreto de h. Mis heeft opgedragen. Zo ontstond bij de Zusters van Liefde van Jezus en Maria de traditie om na de completen het Salve Regina te zingen. Op een staander stond de afbeelding van O.L. Vrouw van Loreto. Na het ontsteken van twee kaarsen naast de afbeelding, werd het Salve Regina gezongen. In de gemeenschappen die een afbeelding van O.L. Vrouw van Loreto hebben, is dit nog steeds het geval.
Karel Nerinckx bleek ook een bijzondere verering te hebben voor O.L. Vrouw van Loreto want hij vermeldt Loreto in de benaming van zijn congregatie. Hij stichtte deze congregatie in 1812 nabij Bardstown in Louisiana en noemde de plaats: “Loreto”.
In de omgang werden de zusters ‘Loretainen’ genoemd.
Begin 19e eeuw was Loreto vrijwel het voornaamste mariaal bedevaartsoord van Europa. De verering van O.L. Vrouw van Loreto en ‘la Santa Casa’ leek wel wijdverspreid. Lourdes en La Salette bestonden nog niet.
We vinden sporen van de verering van O.L. Vrouw van Loreto in Brussel terug en wel in de Miniemenkerk – althans ten tijde van Triest.
In 1623 werd een kapel gebouwd bij de Miniemenkerk en in deze kapel bevond zich een replica van “la Santa Casa”.
Nog een detail: ook in Ronse bestond er al van in de 17e eeuw een Loreto kapel waarin zich ook een miniatuur beeldje van O.L. Vrouw van Loreto bestaat. Dit alles getuigt ervan dat de devotie tot O.L. Vrouw van Loreto zeer levendig was in Triest’s tijd.
De basiliek die er gebouwd werd is een prachtig stukje architectuur waaraan de beste architecten en kunstenaars van de 15e en 16e eeuw hebben meegewerkt. De koepel is na die van St. Pieters te Rome en de dom van Milaan de grootste van Italië. Deze koepel werd prachtig versierd. Het duurde zelfs twaalf jaar om deze koepel af te werken.
De legende over Loreto vertelt dat la Santa Casa door engelen naar Italië is vervoerd.
Het huisje zelf staat in de basiliek en is omgeven door een prachtig versierd marmeren omhulsel. Wij, moderne of postmoderne mensen zouden het veel soberder houden! De stenen rond dit huis zijn uitgesleten door de vele pelgrims die biddend op hun knieën een rondgang maakten.
De afbeelding die Triest meebracht is niet een afbeelding van het huisje van Nazareth, wel van de zwarte madonna die in deze basiliek vereerd wordt.
Zoals in vele andere plaatsen is de madonna zwart. Meestal zijn die beeldjes uit donker hout gemaakt en ook “aangekleed”. Het feit dat de madonna zwart is zou een verwijzing zijn naar een vers uit het Hooglied 1,5-6: “ik ben donker, maar toch bekoorlijk”. We weten inderdaad dat de spirituele literatuur, denk maar aan de heilige Bernardus in zijn commentaar op het Hooglied, de bruid van dit lied vereenzelvigt met Maria.
Het is zeer waarschijnlijk dat beide stichters op hun heen- en terugreis naar Rome, waar zij de erkenning van hun congregaties voorlegden aan de H. Vader, bij Maria baden voor een positief resultaat van hun demarches.
Het is pas in de herfst, enkele maanden na de terugkeer van Vader Triest te Gent, dat de erkenning van de congregatie door de H. Stoel in een brief van Cardinaal Carrara werd betekend.
Aankomst in Rome
Op 28 maart om 2 uur in de namiddag komen de reizigers aan via de Puorta del Popolo, de meest noordelijke poort van Rome.
We weten niet waar beide geestelijken eerst een onderkomen vonden, maar wel weten wij dat zij op 3 april hun intrek namen in de Convento dei Santo Apostoli. Dit klooster van de Franciscanen is gelegen nabij de kerk van de heilige Apostelen. Het bevindt zich op wandelafstand van het Vaticaan en was daarom wellicht een betere uitvalbasis voor de vele bezoeken die de beide stichters moesten afleggen.
In de liturgische kalender van Triest, die als agenda diende, vinden we een aantal namen van personen die hij wilde bezoeken.
Een van de eerste bezoeken was bij Mgr. Mazio aan wie Triest documenten van de bisschop van Gent moest overhandigen. De aanbevelingsbrief van Mgr. de Broglie bevindt zich nog in de Vaticaanse archieven.
Het is niet absoluut duidelijk of Triest en zijn gezel een audiëntie kregen bij de heilige Vader. Volgens de traditie zou dit gebeurd zijn op 4 april, Palmenzondag. Het journaal van Triest vermeldt dit vreemd genoeg niet.
Wat wel vaststaat is dat Triest in Rome twee verzoekschriften aan de H. Stoel opstelde. Het eerste is gedateerd op 1 april. Dit document – opgesteld in het latijn – beschrijft het doel van de congregatie, namelijk “het uitoefenen van de werken van barmhartigheid, in twee vormen, “het verzorgen van arme zieken en het onderwijs van de christelijke jeugd”. In tegenstelling met de tekst van de Constituties die Triest ter goedkeuring voorlegde vermeldt hij in dit verzoekschrift dat deze constituties “geïnspireerd zijn op de regel van de H. Benedictus”.
De Constituties vermelden in het eerste artikel dat de zusters geroepen zijn om “alle werken van barmhartigheid te beoefenen volgens de geest van de regel van de H. Vincentius a Paulo. De congregatie werd door Vader Triest in de eerste plaats gesticht om de vele sociale noden: de armen, de zieken, de ouderen, de psychiatrische patiënten, kortom om alle noodlijdenden te helpen. In veel van zijn brieven en preken onderlijnt Vader Triest dat wie de arme ontmoet en verzorgt, Jezus Christus zelf ontmoet.
Wel weten we dat de levenswijze in Terhaegen duidelijk geïnspireerd was op de observanties van de Cisterciënzers en zodoende ook geïnspireerd op de regel van Benedictus. Volgens het relaas van zr. Josepha over het begin te Lovendegem, was Moeder Placida, de eerste algemeen overste van de congregatie, novice in de Cisterciënzer abdij van Maagdendaal (bij Oudenaarde) vóór de uitdrijving van de zusters ten tijde van de Franse revolutie. Zij zou degene geweest zijn die de inspiratie en gebruiken van de Cisterciënzers invoerde in de jonge congregatie.
We voelen dus duidelijk een zekere spanning tussen de contemplatieve observanties en anderzijds de daadwerkelijke inzet voor “alle slag van werken van liefdadigheid.”
Uiteindelijk zal dit dubbele streven ertoe leiden dat wij als congregatie twee patroonheiligen hebben: de heilige Vincentius en de heilige Bernardus.