P.J. Triest en zijn vriend Nerinckx aan te Parijs en nemen hun intrek in hôtel du Lion in de “rue de la Jussienne”. Deze straat heette oorspronkelijk: rue de Sainte Marie l’Egyptienne.
Triest een bezoek bracht aan het befaamde hospitaal La Salpétrière. Wellicht had Triest dit hospitaal al bezocht in 1806 bij zijn eerste verblijf in Parijs.
Dit hospitaal was onder meer gericht op de zorg van psychiatrische patiënten. De arts Pinel ontwikkelde samen met Jean-Baptiste Pussin wat hij “un traitement moral” (een psychologische benadering) noemde. De behandeling startte met een nauwkeurige observatie van de patiënt. Deze arts toonde zich uitermate welwillend ten opzichte van de patiënten. Samen met Pussin bevrijdde hij de patiënten van hun kettingen.
Het is vanzelfsprekend dat Vader Triest uitermate geïnteresseerd was in de behandeling van geesteszieken. In zijn jeugd had hij van nabij kennisgemaakt met de unieke verzorging van deze patiënten zoals die al eeuwenlang in Geel bestond.
Het hospice te Gent voor vrouwelijke psychiatrische patiënten werd door een privé persoon, een zekere Coolens ‘uitgebaat’. Triest was er verschillende keren op bezoek geweest waarschijnlijk in het kader van zijn functie als bestuurder van de burgerlijke godshuizen te Gent. Hij kon zich moeilijk verzoenen met de verschrikkelijke toestanden die er heersten. Als lid van de commissie voor de Godshuizen stelde hij op 16 januari 1808 voor om deze instelling te laten bedienen door de Zusters van Liefde. De zusters werden er al vanaf 4 april 1808 naartoe gezonden.
Bij hun eerste kennismaking met deze “zottinnen” werden de zusters echt van hun stuk gebracht. Zij waren meer dan angstig bij het zien van deze patiënten en de toestand van de cellen waarin deze waren ondergebracht: “zij leken veeleer voor paarden bestemd dan voor menselijke wezens”.
De vroegere intendant die nochtans beloofd had om de volgende dag te komen, om te tonen hoe zij de vrouwen op de binnenkoer moesten laten, daagde niet meer op. Met de schrik in het hart probeerden de zusters schoon te maken, beddengoed te verversen en te wassen, de haren te knippen en luizenvrij trachten te maken… de grote schoonmaak verbeterde de situatie een beetje. Het huis werd “St. Jozefshuis “ genoemd.
Vader Triest bezocht vaak de nieuwe stichting, gaf er wekelijks een geestelijke conferentie en probeerde geleidelijk aan de materiële toestand te verbeteren en het leven – zowel voor de zusters als voor de patiënten – enigszins leefbaar te maken.
Dat Triest een echte bezorgdheid had voor de geesteszieken is duidelijk als we weten dat 10 jaar na de stichting van het St. Jozefshuis ook de Broeders van Liefde werden gezonden naar het Geraerd de Duivelsteen waar de mannelijke geesteszieken geketend in de kelders verbleven.
Het is pas in 1828 dat dr. Guislain aangesteld werd als arts voor deze instelling.
Het is dus zeer natuurlijk dat Vader Triest van zijn verblijf te Parijs gebruik maakte om La Salpétrière te bezoeken. Hij was er trouwens ook al in 1806 op bezoek geweest.
Dr Pinel in la Salpétrière
Onze reizigers brachten ook een bezoek aan de instelling voor doven (Institut National de jeunes Sourds de Paris).
Deze instelling werd opgericht door Abbé de l’Epée die oorspronkelijk privé onderricht gaf in zijn eigen woning aan twee dove zusjes.
Later nam hij vooral armere dove kinderen op die zich geen privé onderwijs konden veroorloven.
Abbé de L’Epée ontwikkelde een gebarentaal voor de communicatie tussen doven en horenden. Hij probeerde de natuurlijke gebarentaal van dove mensen aan te passen aan de Franse taal.
Na de dood van Michel de l’Epée in 1791 werd de instelling ondergebracht in een vroeger seminarie dat vroeger ook een herberg was op de weg naar Compostella.